In de laatste College Tour van de reeks is klinisch chemicus dr. Gijs de Kort te gast. Gijs is een ervaren bestuurder in de zorg met bijzondere expertise op het gebied van laboratorium-ICT en de toepassing van Point of Care testing (POCT) in de huisartsenpraktijk. Hij nam ons mee in de inhoud van het werk van een klinische chemicus, de grootste veranderingen op het lab, de uitdaging van data-uitwisseling en de toekomst van labs.

Allereerst vragen wij Gijs kort toe te lichten wat een klinische chemicus eigenlijk voor werkzaamheden heeft.

“Voor het werk van een klinisch chemicus zijn veel verschillende uitleggen. Na je opleiding en promotie geef je doorgaans leiding aan een lab, voornamelijk op vakinhoudelijk gebied. Je bent verantwoordelijk voor de kwaliteit van de onderzoeken en de uitslagen van het lab. Daarnaast vervul je in deze functie een belangrijke adviesrol voor de medisch specialist. We geven bijvoorbeeld advies over de zin en onzin van bepaalde (vervolg)onderzoeken. Bovendien wordt er expertise gevraagd bij klinische vraagstukken rondom stolling/trombose en bloedtransfusie.”

Waar komt dit in de praktijk op neer?

“Het betekent dat je afwijkende uitslagen bespreekt met medisch specialisten en huisartsen. Dus veel bellen met de diverse zorgverleners. Dit is een subtiel spel; het is niet de bedoeling dat je op de stoel van de behandelaar gaat zitten. Een middelgroot ziekenhuis doet ongeveer 7000 bepalingen per dag. Een deel daarvan is afwijkend en daar kun je dus wel druk mee zijn!”

In de afgelopen jaren is er in de zorg veel veranderd. Wat zijn de grootste veranderingen bij het lab geweest?

“Eigenlijk zijn er op twee vlakken veranderingen geweest. Allereerst in de automatisering van het lab. Vroeger had je veel glaswerk en handwerk. Een enorme batterij aan analisten was druk in de weer met chemicaliën en pipetten. Tegenwoordig gaat alles in grote machines in zogenaamde analyseerstraten. Hierdoor kunnen honderden bepalingen in no-time worden uitgevoerd. Dit betekent ook dat het werk is veranderd. Het is ontzettend ICT gedreven. Je bent nu meer data-scientist dan pipet-analist. Het lab is steeds meer verworden tot een control room met fabrieksmatige settings. Er hangen monitors en controleschermen aan de muur, waarmee de apparaten in de gaten worden gehouden.”

En de tweede verandering?

“De tweede verandering zit in het aanvraaggedrag van bepalingen. Vroeger werden bijna alle bepalingen aangekruist op de bepalingenlijst. De kans op een afwijkende uitslag is per bepaling ongeveer 5%. Als je dus 20 bepalingen doet, zit er statistisch gezien altijd een afwijkende uitslag tussen. Hier moet de aanvrager vervolgens iets mee, bijvoorbeeld een vervolgonderzoek laten uitvoeren. Terwijl zo’n afwijkende uitslag helemaal niet klinisch relevant hoeft te zijn. De kosten stapelen zich dan enorm op. Inmiddels is daar wel echt een kentering in gekomen.”

Als we naar de toekomst van het lab kijken, wat denk jij dan dat er nog meer gaat veranderen?

“Gezien de druk op de zorgkosten is het denk ik onontkoombaar dat er consolidatie in de labwereld gaat plaatsvinden. Het lab gaat dan een centrale plek innemen in de regio. Bijvoorbeeld als servicecentrum voor huisartsen, verloskundigen en ziekenhuizen. Ik denk wel dat er altijd een lab in het ziekenhuis zal blijven, vanwege de spoedbepalingen die daar nodig zijn. Een andere trend is natuurlijk dat we zorg dichterbij de patiënt willen organiseren. Dit gebeurt bijvoorbeeld al door glucosemeters aan diabetespatiënten te geven, zodat er thuis gemeten kan worden. Er zijn ook ontwikkelingen om de zogenaamde Point of Care-apparatuur bij huisartsen neer te zetten.”

Ik denk dat we nog gaan meemaken dat je bij de Albert Hein materiaal in kunt leveren voor een laboratoriumbepaling.

Als het lab een meer centrale rol in de regio krijgt, hoe zorgen we er dan voor dat alle gegevens inzichtelijk zijn voor de partijen die hiermee moeten werken?

“Data-uitwisseling is op dit moment wel een dingetje. De labwereld is een relatief conservatieve wereld. Zo is het voorgekomen dat er keuzes voor bepaalde systemen worden gemaakt die niemand anders heeft, als defensieve move die ervoor zorgt dat je als lab niet hoeft samen te werken met andere labs. Deze opstelling houd je naar mijn idee op termijn natuurlijk niet droog.”

Hoe moet dat dan in de toekomst?

“We moeten meer vanuit het belang van de patiënt denken. Daarvoor zullen de labs zich moeten richten op gegevensuitwisseling. Aan de ene kant gaat dit om informatie-uitwisseling tussen de verschillende labs, maar aan de andere kant ook tussen het lab en de patiënt. Dit laatste in twee richtingen, waarbij ik het mooi zou vinden als de uitslagen van alle thuismetingen ook in het labsysteem komen te staan. Die gegevens kunnen vervolgens weer beschikbaar worden gesteld aan de juiste behandelaar. Dat loopt nu allemaal nog niet zoals het zou moeten. Daarbij spelen nog verschillende vraagstukken: wie gaat alle data van thuismetingen interpreteren? Wie is er verantwoordelijk voor het uitzetten van vervolgacties? Dit zijn vragen waar over nagedacht moet worden. Op dit moment is daar nog geen antwoord op.”

Voor vragen over deze laatste editie van Allegro Medical College Tour, neem contact op met ons via Toer Schaffer (t.schaffer@allegromedical.nl).

Linkedin

Benieuwd naar wat we nog meer doen? Volg ons op LinkedIn